Stijlstukje voor de VertalersVakschool: Louis Couperus, geinspireerd door ‘Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan’

Le hasard

Zachtjes mijmerend zat zij in haar Franse fauteuil, klein en breekbaar, alsof zij ieder ogenblik in duizend stukjes uiteen zoû kunnen vallen. Zij radoteerde niet. Haar geest was nog helder, het geheugen nog niet aangetast. Het was slechts haar fragilité, die haar thans zo aan huis bond. Zo alleenig en vol weemoed naar voorbije ogenblikken zittende in haar stoel, kwam het haar voor, terwijl de zon zo vriendelijk en warm door het venster scheen en het donkere glimmende hout van de meubeltjes in de salon deed oplichten, dat de zon gelukkig nooit verdwijnen zoû.

Er waren thans al zòò vele zaken voorgevallen in haar leven, dat zij hierom eenerzijds wel verdriet kon voelen, omdat zij voorbij waren gegaan, maar anderzijds toch ook wel berusten kon in haar rustige leventje au présent, omdat zij wel begreep dat aan alles een einde kwam. Zo zat zij dus, in haar fragilité, strijdende een tweestrijd die steevast eindigde in een gelijk spel, waarbij noch de weemoed, noch de berusting in ’t heden ooit de overhand kreeg.

Dit bedeesde doch tevreden oud mensje, Miepje de Catelaere, was de suikertante van een hoop klein grut, de kleinkinderen van het oudste kind van haar zuster, Adèle, en van diens echtgenoot, Mr. Eduard De Visser. De oudste van de vijf kinderen van de famille De Visser was Louise, een prachtig, blond meisje van twaalf jaar oud, dat al de air van een jeune fille begon te krijgen. Haar ogen waren twee grote helblauwe bergmeren, die ijzig koud konden zijn, maar toch ook helder en glanzend waren, zijnde als twee spiegels die op deden lichten welke angsten en sympathieën er in het knappe blonde hoofdje omgingen. Soms, in het bijzonder als het meisje Louise haar zin niet kreeg, waren de bergmeren dus ijzig koud – maar helemaal bevroren waren ze nimmer.

Dit meiske Louise, dit warm-koude blonde elfje, zou die middag haar oudtante bezoeken, voor de eerste maal helemaal alleen, omdat zij haar graag mocht, maar bovenal ook omdat zij beliefde het oude mensje iets te vragen, waarvoor zijn niet de courage had het aan haar eigen lieve oma te vragen. Adèle had het bezoek van haar Louise aan de oude mevrouw De Catelaere toegejuicht, denkende dat het zeker geen kwaad kon, daar de oude heer De Catelaere in zijn tijd een vermaard dokter was geweest, maar zijnde van eenvoudige komaf – il n’avait su que faire de son argent. En Mr. De Visser, die toch in Leiden zijn titel behaald had, summa cum laude, was wel advocaat bij een gerenommeerd kantoor, maar de famille was met vijf kinderen en de oude mevrouw De Visser en twee dienstmeiden toch een aardige multitude, die altijd hongerde.

–Dag lieve kind! Kijk toch eens, wat ben je al weer groot geworden! Zo, zo, zo. Je wordt al een echte dame. –Dag mevrouw De Catelaere. Het kind boog zich voorover en kuste zacht de gerimpelde wang van het oude mensje. Ze had lang nagedacht hoe ze te weten kon komen wat haar oma toch bedoelde als ze op een onbewaakt ogenblik zachtjes zuchtte en prevelde ‘le hasard,’ fluisterend, met in haar stem iets vreemds, iets duisters, dat het kind van haar lieve oma helemaal niet kende.

HET LOT, HET GELUK, of, HET ONGELUK. Wat zou dat toch zijn? Het was vast iets van lang, lang geleden. Haar oma had er nooit over gesproken. Maar de laatste tijd zuchtte oma De Visser steeds vaker en stonden haar ronde bruine oogjes zo triest en donkerden ze bovendien steeds, alsof er over haar gemoed een dreigend wolkendek trok.

Een gedachte over “Stijlstukje voor de VertalersVakschool: Louis Couperus, geinspireerd door ‘Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan’

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s