
In dit nieuwsbericht zal iets meer vertellen over mijn lessen aan de VertalersVakschool in Amsterdam. Ik doe een tweejarige cursus literair vertalen, vanuit het Engels naar het Nederlands. Inmiddels heb ik al vijf lessen gehad. Dat lijkt niet veel, maar dat is het wel. Een les duurt namelijk van half zeven tot tien uur ’s avonds – drie en een half uur dus. En in die tijd kun je heel veel leren!
Maar hoe gaat het er tijdens die lessen eigenlijk aan toe? De meeste lessen zijn zogenaamde ‘vertaalworkshops.’ Onder leiding van onze vaste docent bespreken we het huiswerk. Iedere week vertalen we een stuk tekst, meestal een fragment uit een kort een verhaal, bijvoorbeeld ‘The Watch Trick’ van Jennifer Egan of ‘Night after Night’ van Claire Wigfall. Onze docent zet de vertalingen van alle studenten per zin onder elkaar op papier. Aan de hand hiervan lopen we de tekst zin voor zin of zelfs bijna woord voor woord door. Soms heeft onze docent een duidelijk voorkeur om iets op een bepaalde manier te vertalen, maar soms ook niet. Vertalen is namelijk geen exacte wetenschap en er is nooit maar één oplossing voor een probleem. Er zijn er vaak tientallen!
Het is dan ook niet verwonderlijk dat er vaak druk gediscussieerd wordt over de mooiste, duidelijkste of meest natuurlijke oplossing voor een ‘vertaalprobleem.’ Als vertaler schipper je namelijk voortdurend heen en weer tussen twee criteria: de intentie van de auteur en de leesbaarheid in het Nederlands. Je moet met allebei rekening houden, maar af en toe staan deze twee zaken haaks op elkaar. Bijvoorbeeld als een auteur in het Engels iets heeft geschreven, een bepaalds soort beeldspraak, waar je in het Nederlands als schrijver niet mee weg zou komen, omdat het eigenlijk net niet helemaal klopt. Zo had iemand in een tekst ogen die ‘fine and vacant as crystal’ waren. Ogen die mooi en leeg als kristal waren? Nee. Want dat zijn ogen niet. Dus moet je op zoek naar een andere oplossing. En dan kunnen we rustig een kwartier lang praten over een paar woordjes en het hartgrondig met elkaar oneens zijn. De docent laat ons dan maar begaan, omdat die paar woordjes vaak een goed voorbeeld zijn van een probleem waar vertalers vaker tegenaan lopen en we immers allemaal onze eigen ‘vertaalfilosofie’ moeten ontwikkelen om met dit soort problemen om te kunnen gaan.
Afgelopen week moesten we de eerste paar alinea’s van The Luminaries van de pas 28 jaar oude Eleanor Catton vertalen. Met dit boek heeft Catton dit jaar de prestigieuze Man Booker Prize gewonnen. The Luminaries is een vuistdikke historische man. Dat betekent dat het in het Nederlands dus ook een historische roman moet zijn, met hier en daar ouderwetse woorden en/of zinsconstructies. Maar dat moet je wel met beleid doen. Want als je allesch met ‘sch’ schrijft en besluit de naamvallen opnieuw in te voeren, dan is dat doodvermoeiend voor de lezer. In plaats daarvan moeten we het in het Nederlands hebben van kleine woordjes als ‘welnu’, ‘jegens’ en ‘evenwel’, woorden die de lezer wel begrijpt, maar die we in het dagelijks leven nauwelijks meer gebruiken.
Het viel absoluut niet mee om de juiste balans te vinden en bovendien rammelde tekst soms ook in het Engels. En dat terwijl het boek de Booker Prize heeft gewonnen! Dit zorgde ervoor dat The Luminaries wat mij betreft de moeilijkste tekst is die we tot nu toe hebben vertaald.
Voor volgende week staat er gelukkig een fragment van de in Engeland wonende Kazuo Ishiguro op het programma. Zijn stijl is helder, precies en modern en daardoor des te aangenamer om te vertalen.
3 gedachtes over “De VertalersVakschool”